1. De voorwaarden met betrekking tot de opbouwfase van de nationale subrekeningen worden vastgesteld door de lidstaten, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
2. Bij deze voorwaarden kan het met name gaan om leeftijdsgrenzen voor het starten van de opbouwfase, de minimumduur van de opbouwfase, maximum- en minimumbedragen van bijdragen en de continuïteit ervan.